Ou lala: Paris!

De Dommelaers. Wat is dat eigenlijk?

Tja.

Dat vraag ik me regelmatig af, als ik weer in mijn auto zit en in mijn eentje naar Geldrop rijdt. Of naar de Hutsvimkluppers in Vinkeslip. Of naar het zestiende kapellenfestival in de volkszaal van de Kruidenbuurt zuid achter. Want ik weet zeker dat ik daar niet voor bij de Dommelaers ben, neem dat van mij aan. Is het de muziek? Is het de uitdaging van nieuwe nummers, het notenneuken?

Neen, niets van dat alles.

Podiumgeil, dat ben ik en ik niet alleen. Daar heb ik mijn gelijken in gevonden.

En omdat ik streef naar applaus en verbazing kwam ik de afgelopen periode toch behoorlijk in de clinch met mijn hobby. Want het applaus bleef uit. En het publiek bleef weg. Helaas is het namelijk zo dat de gemiddelde Brabander zo onderhand wel weet wat een blaaskapel doet. En kan. En dat ze niet meer blijven staan van verwondering, maar eerder wegzappen, doorlopen, afhaken, of vragen of het asjeblief mag ophouden, het is goed zo.

En ik geef ze geen ongelijk.

In de zucht naar applaus en hoogtepunten in de sleur van de normale optredens kwam het idee te zoeken naar iets anders. Iets spannends. Twee jaar geleden opperde ik: we gaan naar Barcelona!

Dat was iets te ambitieus voor dat moment. Gelukkig kwam een jaar later de kans om te spelen in Amsterdam, op een bootje in de grachten. En voorwaar! Publiek!, Applaus! Erkenning en mensen die foto’s wilden maken. Dat smaakte naar meer, zodat ik een jaar nadien durfde voor te stellen (na de roep om optredens): We gaan naar Parijs!

En wat wil het geval? Ze wilden mee! Niet blijven slapen, je moet ook niet overdrijven, dat had ik kunnen weten, maar het was het proberen waard. De deal werd: ’s ochtends heen, en ’s avonds weer thuis achter de gebreide broek. Dan lijkt het toch nog een beetje of we een lange dag in Middelbeers gewest zijn.

Dus in de ochtend van 18 oktober verzamelen bij de waterbollen, naar Brussel, en met de trein naar Parijs. Bierke in de bar van de Thalys!

Parijs was wonderlijk, en voldeed aan alle verwachtingen. Hier kwamen we er achter dat het helemaal niet nodig was om muziek te maken, want zonder het maken van geluid werden we al door hordes toeristen en Parijzenaars aan onze jassen getrokken voor foto’s. Foto’s, foto’s, foto’s, foto’s, en meer. En vergeet de video’s niet. En het allermooiste van de dag was het applaus. Want dat klonk overal, van de Eiffeltoren tot de Sacre Coeur, onder de bruggen van de Seine en tegen de gevel van het Centre Pompidou. We hebben de hele tour gedaan. En tot zelfs in de metro werd gespeeld, met als grote voordeel dat het publiek sneller wisselde dan wij van nummers, aan en afvoer door de Parijse RET, verwonderde blikken bij aanvang van nummers, en staande ovaties (nou stonden de meeste mensen al, dat was niet moeilijk) bij het einde van nummers.

Drinken kunnen ze niet, de fransen, althans geen bier. En dat ligt meer aan de prijzen denken we.

Wel hebben we het hart gestolen door onze eigen uitvoering van de ‘Marseillaise’, die uit volle borst werd meegezongen door heel de kroeg. Memorabel was de actie van Willy, die twee trompetten mee had genomen (je weet immers nooit) en dus een van de twee op de brug achterliet. Maar Parijs is Amsterdam niet, dus hij kreeg ‘m terug, achterna gezeten door een fanatieke fan.

Wat valt er meer te zeggen? De zon scheen, prachtig weer, een prachtig decor, en een vermoeiende dag. En muziek maken, met maten, die me meer aan het hart liggen dan ze zelf weten.

Op naar Barcelona!

Maarten